Bruce James Tedcastle en William Hayward Mahaney

Volgens de geallieerde planning zouden de Canadezen onze regio komen bevrijden. Maar op 4 mei 1945 geven de Duitsers zich over en is hier in geen velden of wegen een Canadees te zien. De Duitsers blijven gewoon gewapend op hun post. In onze provincies zijn er in totaal zo’n 120 000 waarvan nog een flink aantal in Oegstgeest, voornamelijk oudere maar ook nog enkele SS’ers. De BS mag daar niet tegen optreden, is op 5 mei in Wageningen overeengekomen. De NSB-burgemeester is nog op vrije voeten, maar de in 1942 ontslagen burgemeester is opnieuw benoemd en weer op zijn post. Het zijn merkwaardige tijden. De bevolking trekt zich daar niet veel van aan en viert feest, hoewel vaak de vreugde wordt getemperd door verdriet over omgekomen familie en vrienden of de onzekerheid over het lot van dierbaren, en door de nog steeds knagende honger. Men organiseert huisconcerten, spoort NSB’ers op (aan het eind van de oorlog waren het er in Oegstgeest 63) en blijft bezig met de distributie van het uiterst schaars geworden voedsel. Sommigen proberen ‘moffenmeiden’ kaal te knippen en anderen maken daar weer een eind aan, soms met de dreiging van de stengun van een BS’er. En in het algemeen wacht men op de Canadezen. Op 9 mei zullen ze komen, vanuit Leiden.

De eerste Canadese militairen bij het toegangshek tot het bos van het kasteel Oud Poelgeest

Omgekomen na de bevrijding
En op 9 mei komen ze. Vanaf de Rijnsburgerweg gaat de colonne rechtsaf de Warmonderweg op. Voorop rijdt een luidsprekerwagen met een BS’er erop. ‘De weg vrijlaten!’ roept hij door de luidspreker. Dan komt de eerste jeep; de Oegstgeestenaren hebben nog nooit zo’n ding gezien. Naast zijn chauffeur zit Captain Robert Ryder, de eerste Canadees in Oegstgeest. In zijn verslag zal hij later schrijven: ‘Men and women, old and young, were singing The Wilhelmus with tears running down their faces’. Grote, weldoorvoede, door de Italiaanse zon gebruinde kerels zijn het, in relaxte uniformen. Heel wat anders dan het grauw van de Duitsers – en de iele, bleke Nederlandse mannen. Vanaf de hoek van de De Kempenaerstraat kunnen ze slechts langzaam verder. Het zijn bijzondere beelden: een paar Canadezen per voertuig en verder krioelen ze van de erop geklommen jongens en meisjes. De weg wordt duidelijk niet vrijgelaten. Volwassenen proberen meelopend een hand te geven en reiken bloemen aan. Canadezen delen sigaretten uit – dat die schadelijk zijn, wist toen nog niemand – en grote plakken pure chocola. Ze rijden langzaam naar kasteel Oud Poelgeest waar het 1st Anti-Tank Regiment zijn tenten opslaat en veldkeukens neerzet met voor de Oegstgeestenaren onwezenlijk grote voedselvoorraden. Het 2nd Light Anti-Aircraft Regiment rijdt door richting Warmond.
Bruce Tedcastle en Bill Mahaney zijn ‘gunner’ in het 1st Anti-Tank Regiment van de Royal Canadian Artillery. Tedcastle is single. Mahaney is getrouwd met Mary Ann Mahaney, zijn ouders zijn Hayward en Isabel Mahaney; ze wonen in Kiltarlity, Inverness-shire, Canada. De twee soldaten komen kort na aankomst in Oegstgeest bij ongelukken om het leven, Bruce James Tedcastle op 13 mei en William Hayward Mahaney op 30 mei. Als bevrijders kwamen ze binnen, als laatste geallieerden zijn ze bij het Groene Kerkje begraven.

De grafzerken van de anti-tank schutter Bruce J. Telcastle en Williams H. Mahaney. De stenen zijn voorzien van een Maple Lead (esdoornblad): het symbool van Canada.

Ooggetuigen

De rest van de beschikbare ruimte is opgevuld met meisjes, jongens en kinderen, als mieren op een suikerklontje; sommige wagens zijn zo vol geladen dat de bestuurders bijna niets meer kunnen zien. … De wagens zijn met vlaggen versierd, en met portretten van de Koningin. Uit één auto gooien ze sigaretten naar de menigte en zodra ze stil staan begint het geschooier om rokertjes.
Er was trouwens niet zo heel veel voorstellingsvermogen voor nodig om te beseffen dat al dat gehark en geschoffel van de schrale hongergrond volkomen zinloos was, want toen de legerauto’s, jeeps en gevechtswagens doorkwamen – zo beladen en overhangen met joelende kinderen en opgeschoten meiden dat je bijna geen uniform meer kon waarnemen – stond er zo’n dichte haag van vlaggende, uitgelaten mensen langs de route dat er geen schim van een tuin zichtbaar was.

Uit ‘Zij komen …’, door Ans van der Heide-Kort
en ‘Zwarte Bevrijding’, door Jan Wolkers