De Tweede Wereldoorlog

 Veroveringen door Duitsland en Japan

De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, de economische wereldcrisis in de jaren ’30 en het Japanse expansionisme vormden de voedingsbodem voor de Tweede Wereldoorlog. De opkomst van het brute nationaal-socialisme en fascisme in Duitsland en Italië werd onvoldoende gepareerd door de economisch verzwakte rest van Europa, en de Japanners konden al in 1931 zonder veel moeite de Chinese provincie Mantsjoerije bezetten. Adolf Hitler legde in 1935 in Duitsland openlijk de bepalingen van het Verdrag van Versailles naast zich neer, waarin de voorwaarden voor de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog waren vastgelegd, en ging over tot grootscheepse herbewapening. In 1938 volgde de bezetting van Oostenrijk en van een deel van Tsjechië (het Sudetenland), waarbij Hitler gebruik maakte van de verregaand toegevende houding van Frankrijk en Engeland. Later volgden heel Tsjechië en Slowakije, terwijl Italië al in 1936 Ethiopië had bezet en in 1939 Albanië.
Toen echter op 1 september 1939 de Duitsers het weerloze Polen binnenrukten, bleven Engeland en Frankrijk trouw aan hun verbond met Polen en verklaarden zij Duitsland de oorlog. De Duitsers veroverden in april 1940 Denemarken en Noorwegen en vielen op 10 mei 1940 op grote schaal Nederland, België en Luxemburg binnen. Het militaire doel daarvan was om via België Noord-Frankrijk binnen te vallen, dat werd verdedigd door een Brits expeditieleger. De Britten werden teruggedrongen naar hun eigen land, daarbij geholpen door een vloot van duizenden particuliere boten en bootjes die vanuit de hele zuidoostkust van Engeland de Britten evacueerden vanaf het strand van Duinkerken. Frankrijk werd veroverd met uitzondering van een gebied in het zuidoosten, waar een marionettenregering zich vestigde in Vichy.

Op 14 mei 1940 had Nederland zich overgegeven, daartoe gedwongen door het bombardement op Rotterdam dat dreigde te worden herhaald op de andere grote steden. Het Koninklijk Huis en de regering wisten per boot naar Engeland te ontkomen.

Groot Brittannië stond er toen in feite alleen voor, de toestand leek hopeloos. De nieuwe Prime Minister van de oorlogsregering, Sir Winston Churchill, had niet meer te bieden dan ‘blood, sweat and tears’. Veel legermaterieel was in Duinkerken achtergebleven. Hitler was van plan het luchtoverwicht boven Engeland te verkrijgen om daarna met behulp van landingen in zuidoost Engeland de Engelsen op de knieën te dwingen. De Britten kregen echter materiële steun van de Verenigde Staten. De Amerikaanse industrie werd in korte tijd omgevormd tot oorlogsindustrie, en een nooit eerder vertoonde stroom van wapens en andere voorraden begon naar Engeland te vloeien, zonder dat acht werd geslagen op de kosten, die het berooide Groot Brittannië nooit zou hebben kunnen betalen. In de ‘Battle of Britain’, van juli tot oktober 1940, trokken de jachtvliegers van de Royal Air Force uiteindelijk door hun ongelooflijke inzet en de net op tijd inzetbaar geworden Spitfire aan het langste eind, waardoor Duitsland van de geplande invasie moest afzien. Toen op 7 december 1941 de Japanners onverwachts de Amerikaanse vlootbasis in Pearl Harbor op Hawaii bombardeerden, verklaarden de Amerikanen – evenals Nederland – de oorlog aan Japan, Duitsland en Italië, en begonnen de kansen te keren. Eerst werden echter nog Birma, Malakka, de Filippijnen en Nederlands Oost Indië (het tegenwoordige Indonesië) door de Japanners bezet, en werden de daar aanwezige Europeanen, waaronder ruim 140 000 Nederlanders, onder uiterst moeilijke omstandigheden in kampen geïnterneerd.

Geallieerden krijgen de overhand  

Hitler hield zich niet aan een met Rusland gesloten pact en viel dat land binnen om zich te verzekeren van de olievoorraden in de Kaukasus. De veldtocht strandde bij Stalingrad, waar in februari 1943 de Duitsers werden teruggeslagen na enorme verliezen aan beide kanten. Dit werd het oostelijke keerpunt in de oorlog, nadat in november 1942 de Brit Montgomery in het Egyptische El Alamein de Duitsers en Italianen onder Rommel al had verslagen. De Amerikanen landden in Noord Afrika, en op 10 juli 1943 vond een geallieerde landing op Sicilië plaats. In 1944 ontzetten de Russen Leningrad (nu Sint Petersburg) en overschreden zij de oude grens met Oost Pruisen.

Op 6 juni 1944, ‘D-day’, vond onder leiding van de Amerikaanse generaal Eisenhower de grootste landing ooit plaats, in Normandië. Van daaruit trokken de geallieerden richting Berlijn, terwijl de Russen hetzelfde deden aan hun kant. In september 1944 werd daarbij Nederland beneden de grote rivieren bevrijd. Onderdeel van de acties waren de in feite verloren Slag om Arnhem (‘a bridge too far’), en in de Ardennen het tegenoffensief van de Duitsers in december 1944.

Eind april 1945 ontmoetten de Amerikanen en Russen elkaar bij Torgau aan de Elbe. Op 30 april pleegde Hitler zelfmoord, en op 7 mei gaven de Duitsers zich over. In Nederland gebeurde dat al op 4 mei, waarna op 5 mei de details van de capitulatie werden geregeld in hotel ‘De Wereld’ in Wageningen.
Met betrekking tot Japan kan eenzelfde verhaal met eenzelfde tijdschema worden verteld. Door de hardnekkige tegenstand van de Japanners stonden de Amerikanen, met de nieuwe president Truman die de plotseling overleden Roosevelt was opgevolgd, uiteindelijk voor de keus om hetzij een invasie op Japan zelf uit te voeren, hetzij gebruik te maken van de inmiddels ontwikkelde atoombom. Zij kozen voor het laatste om zo een snel eind te maken aan de omvangrijke verliezen aan Amerikaanse zijde, en omdat de Japanners dreigden bij een invasie de krijgsgevangenen in heel zuidoost Azië te vermoorden, inclusief de vrouwen en kinderen, en daarvoor in de kampen ook al voorbereidingen hadden getroffen. Hiroshima en Nagasaki werden op 6 en 9 augustus gebombardeerd, op 15 augustus deelde de Japanse keizer mee dat Japan zou capituleren en op 2 september 1945 gaven de Japanners zich aan boord van het slagschip USS Missouri over aan de Amerikaanse opperbevelhebber, generaal MacArthur.