Guus Reitsma

Guus Reitsma, 26 juli 1922 – 1 juli 1943. © Foto collectie NIOD, beeldbank WO2

In mei ’40 studeert Guus nog. Hij is 17, bijna 18, en zat toen dus waarschijnlijk midden in zijn examens op het Stedelijk Gymnasium. Hij woonde bij zijn moeder aan de Prins Hendriklaan 4 in Oegstgeest. De familie maakt zich meer zorgen over zijn oudere broer. Luitenant ter zee H.R Reitsma is na de capitulatie met zijn onderdeel uitgeweken naar Engeland.
Zijn moeder, Elisabeth Hannema- van Maasdijk (voorheen Reitsma- van Maasdijk) wist later in de oorlog wel dat haar zoon actief was in het verzet, maar niet precies wat hij deed. Achteraf bleek dat hij vanaf 1941 hielp met de verspreiding van de illegale bladen ‘De Geus’ en ‘Het Parool’. Hij ondernam een mislukte poging om in Engeland te komen. Hij werd in Frankrijk gearresteerd maar wist te ontsnappen en terug naar huis te komen. Zijn zus Lijs was verloofd met de arts Cees Honig die in de verzetsgroep van Gerrit van der Veen zat. Guus sloot zich bij hen aan.

Op 27 maart 1943 overvallen zij met 9 mensen het bevolkingsregister naast Artis. Cees Honig diende de bewakers een verdoving toe, Guus Reitsma stond buiten vermomd als politieman op wacht en overmeesterde met de anderen de aflossing van de bewakers. Ze sjouwen met de zware ladebakken van de persoonsregistratie, storten al de kartonnen kaartjes op een stapel, gooien er benzine overheen en steken het in brand. Het verhaal dat de (tevoren getipte!) brandweer extra degelijk blust om al het karton dat overblijft grondig te verzuipen is roemrucht. Toch gaat slechts 15% van de administratie verloren. Cees Honig werd al snel opgepakt. Guus werd in de voetbalkantine van VUC verraden door een bekende van hem, een Joodse verzetsstrijder die uit lijfsbehoud met de Duitsers samenwerkte. Aan deze overval herinnert de plaquette die hier rechts is afgebeeld.

Na een proces in Den Haag en na detentie in het Oranjehotel en de Weteringschansgevangenis te Amsterdam wordt hij uiteindelijk op 20 jarige leeftijd gefusilleerd in de duinen van Overveen. Hij ligt begraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal.
In de Weteringschansgevangenis schrijft hij drie dagen voor zijn dood over een citaat uit de Odyssee naar zijn moeder in Oegstgeest. Hij heeft dit in een tinnen beker gekrast. Dit citaat staat nu op de muur van het Stedelijk Gymnasium in Leiden, waar hij zijn opleiding genoot (zie het krantenartikel van Ruurd Kok). Hij schrijft ook onderstaande brief naar de pleegmoeder van zijn boezemvriend Okke van der Plas. Deze pleegmoeder was Olga Charlotte van der Plas, een zus van Okke’s vader en door hem ‘tante Ol’ genoemd, die later in de oorlog haar huis zal openstellen voor tal van verzetsmensen :
Lieve Tante Ol,
Van Moeder kreeg ik vanmorgen Uw brief, die voor mij tegelijk een brief van Okkie was. Als U wist hoe hij den heelen tijd sinds mijn arrestatie bij mij was en mij over alles heenbielp. Toen ik in Scbeveningen geboeid op mijn bed lag, waren we zoo dicht bij elkaar, dat we heele gesprekken voerden in gedachten. Dat hij van deze wereld weg zou gaan, wist ik al sinds maanden omdat ik dat uit zijn heele houding af kon lezen. Hij had het allergrootste in zijn leven volbracht en zoo’n volkomen bevrediging gevonden, dat het voor hem een marteling geweest zou zijn verder te leven en weer af te dalen tot het gewone. Hij staat naast me en trekt me omhoog. Wees niet bedroefd om hem, Tante Ol, hij is gelukkig. Misschien kunnen we later nog veel over hem praten, doch nu slechts denken.
Guus Reitsma

Cees Honig, aanvankelijk ook ter dood veroordeeld, krijgt 15 jaar tuchthuisstraf en wordt naar Dachau gestuurd. Hij overleefd dit kamp, wordt na de oorlog plastisch chirurg en overlijdt in 2007 op 90-jarige leeftijd.

Guus was in het verzet bevriend met Sam van Musschenbroek (die hem als ouder mede-student tijdens de oorlog thuis onderwees) en Okke (vaak Okkie genoemd) van der Plas.

Guus schreef dat hij in zijn dodencel vol dankbaarheid terugdacht aan zijn gymnasium, met name aan de heer Wiersma, docent Grieks. Een citaat:
‘Mijn gymnasiumopleiding is mij deze tijd zoo’n groote steun geweest, waarvoor ik jou en al die leraren, in het bijzonder Wiersma, diep dankbaar ben. In mijn eenzame cel in Scheveningen welden soms heele stukken uit Homerus in mij op, die mij onbewust waren bijgebleven. Graag had ik, dat ergens in een onopvallend hoekje van het Gymnasium de spreuk uit Odyss. U 18 ingegraveerd wordt als bewijs van mijn dankbaarheid.’

Van Daalen ging op zoek naar de genoemde regel, maar had in hoofdstuk 18 van de Odyssee niets gevonden wat in aanmerking kwam. Ik kon het als classicus natuurlijk snel uitleggen: Joost had over de u = ypsilon heen gelezen en had moeten kijken naar vers 18 van boek ypsilon (“hoofdstuk 20”). Daar staat τέτλαθι δή, κραδίη: καὶ κύντερον ἄλλο ποτ᾽ ἔτλης. (“Houd moed, mijn hart; ook eerder doorstond je andere ellende”). Dit zegt Odysseus bij zichzelf wanneer hij vermomd als zwerver moet aanzien hoe de vrijers zich in zijn eigen paleis misdragen.

Herinneringen aan Guus Reitsma
De herinnering aan Guus Reitsma wordt in Oegstgeest levend gehouden doordat er een straat naar hem is vernoemd: de Guus Reitsmahof. Ook staat zijn naam op een plaquette in het Bos van Wijckerslooth waar jaarlijks op 4 mei de Dodenherdenking plaatsvindt.

Tot slot een krantenartikel van Ruurd Kok in het Leidsch Dagblad van 13 maart 2024

Doodgeschoten oud-leerling Stedelijk Gymnasium in Leiden herdacht met een vers op de muur. Oorlogsheld Guus Reitsma schreef het in zijn dodencel
• Ruurd Kok 13-03-24

Na 81 jaar gaat alsnog een laatste wens in vervulling van een in de oorlog doodgeschoten oud-leerling van het Stedelijk Gymnasium in Leiden, die kracht putte uit een 2800 jaar oude tekst van Homerus. Vanaf 15 maart prijkt op de muur van de aula een vers van Homerus dat Guus Reitsma in zijn dodencel op een tinnen bekertje graveerde.

Jaap Toorenaar werkt inmiddels bijna veertig jaar als leraar klassieke talen bij het Stedelijk Gymnasium. Vorig jaar kreeg hij aan het eind van de zomervakantie een mailtje doorgestuurd van de schooladministratie, van iemand die op zoek was naar een classicus.
Het bericht was afkomstig van Joost van Daalen. De Amsterdamse pensionado doet sinds een paar jaar als hobby-historicus onderzoek naar de gebeurtenissen rond de executie van een oom, op 24 oktober 1944 op de Apollolaan in Amsterdam. Dagelijks werkt hij aan een publicatie voor familieleden en nabestaanden. Het boekwerk omvat inmiddels ruim achthonderd pagina’s, inclusief een groot aantal bijlagen over het Amsterdamse verzet.

Persoonsgegevens
Bijlage 28 beschrijft uitgebreid de aanslag op het Bevolkingsregister van 27 maart 1943, waar onder andere de persoonsgegevens werden bewaard van 70.000 Amsterdamse Joden. De jongste van de aanslagplegers was de twintigjarige kantoorbediende Auguste Chrétien Joseph Reitsma, oud-scholier van het Stedelijk Gymnasium in Leiden, roepnaam Guus.

Guus Reitsma op groepsfoto ter gelegenheid van verhuizing van Stedelijk Gymnasium van Doezastraat naar Fruinlaan op 8 januari 1938, links achter hem zijn leraar Wiersma die hij jaren later zo dankbaar zou zijn. © Foto collectie Stedelijk Gymnasium

Na twee vergeefse pogingen was de groep die zaterdagavond om 21 uur op weg gegaan naar het gebouw van het Bevolkingsregister aan de Plantage Kerklaan 36. Als politieagent verklede verzetsmensen wisten zich met een smoes toegang te verschaffen tot het gebouw en de aanwezige politieagenten te overmeesteren. Die werden bewusteloos gespoten en gekneveld achter het gebouw in de tuin van Artis gelegd, ’niet ver van de verblijven van de leeuwen’, schrijft Van Daalen. ’Twee agenten waren hun uniform kwijt en lagen in hun ondergoed: Honig en zijn aanstaande zwager Reitsma hadden hun echte politie-uniformen aangetrokken en waren buiten bij de hoofdingang op wacht gaan staan.’

Brandbommen
Terwijl Reitsma en zijn zwager de wacht hielden, werden binnen de brandbommen en explosieven met slagkoorden geïnstalleerd, de archiefkasten open getrokken en tienduizenden persoonskaarten verspreid door het gebouw op vijf grote hopen gegooid.
Twee keer waren er spannende momenten. Om 23 uur meldden zich vier agenten voor de nachtaflossing. Ze werden keurig door Reitsma en zwager binnengeleid, overmeesterd en gekneveld. Een kwartier later, vlak voor het einde van de operatie, rinkelde de telefoon door het lege gebouw. Een van de verzetsmensen nam op en begreep dat hij een échte politieman aan de lijn had die argwaan had gekregen over de nachtaflossing. In onvervalst plat Amsterdams reageerde hij: ’Jullie legge ook altijd te lulle. Natuurlijk is het sakie heilemaal in orde, maar we hebbe controle gehad en nou mot je ophouwe met dat geseik!’ Nadat hij had opgehangen, werden de stapels persoonsbewijzen in brand gestoken en de explosieven tot ontploffing gebracht.

Helden
’Helden waren het die hun eigen leven geriskeerd hadden en, zonder dat er slachtoffers waren gevallen, de levens van duizenden hadden beschermd en gered. Het was op dat moment de meest spectaculaire verzetsdaad die bezet Nederland ooit gekend had’, zo besluit Van Daalen zijn beschrijving van de aanslag.
Reitsma was na de aanslag ondergedoken bij zijn moeder in Oegstgeest en doorgegaan met zijn verzetsactiviteiten. Een onvoorzichtig gesprek met een agent in burger in de trein leidde uiteindelijk tot zijn arrestatie op 13 april. Een andere gearresteerde verzetsman maakt in het geheim een verslag van de rechtszitting en omschrijft Reitsma als ’een heel jongen vent (19?), een fatsoenlijk mens, niet helemaal zelfstandig tegen de situatie opgewassen.’ Ondanks zijn jonge leeftijd berust Reitsma in zijn doodvonnis. Als hij hoort van pogingen van zijn familie om hem vrij te krijgen, reageert hij: ’Geen schijn van kans. Koester geen valse hoop. Ik ben op de dood voorbereid.’

Duinen
Op zoek naar informatie over Guus Reitsma was Van Daalen gestuit op een brief in het fotoarchief van het Verzetsmuseum. Het is de laatste brief aan zijn moeder, door Reitsma op 27 juni 1943 geschreven vanuit een dodencel in het Oranjehotel in Scheveningen, drie dagen voordat hij zou worden doodgeschoten in de duinen bij Zandvoort. Het is over deze brief dat Van Daalen contact zoekt met een classicus van het Stedelijk Gymnasium. In de brief vraagt Reitsma zijn moeder namelijk om twee leraren te bedanken van het gymnasium waar hij in 1941 eindexamen deed.


Ravage in het Amsterdamse Bevolkingsregister na de aanslag op 27 maart. © Foto collectie NIOD, Beeldbank WO2

’Mijn gymnasiumopleiding is mij deze tijd zoo’n groote steun geweest, waarvoor ik jou en al die leraren, in het bijzonder Wiersma, diep dankbaar ben. In mijn eenzame cel in Scheveningen welden soms heele stukken uit Homerus in mij op, die mij onbewust waren bijgebleven. Graag had ik, dat ergens in een onopvallend hoekje van het Gymnasium de spreuk uit Odyss. U 18 ingegraveerd wordt als bewijs van mijn dankbaarheid.’

Tinnen beker
De tekst uit de Odyssee van Homerus had Reitsma in zijn cel op een tinnen beker gegraveerd, samen met een Latijnse tekst die hij van de rector had geleerd. Van Daalen wilde weten welke passage Reitsma was bijgebleven uit het eeuwenoude dichtwerk over de omzwervingen en beproevingen van de Griekse held Odysseus na de Trojaanse oorlog. Hij zocht in boek 18, maar had niets passends kunnen vinden.
Toorenaar kon hem uitleggen dat hij over de ’u’ had heengelezen: de Griekse letter ypsilon staat voor het twintigste boek van de Odyssee. Het betrof dus boek 20, vers 18: ’Houd toch vol mijn hart, ook eerder doorstond je al rampen.’

Ithaka
De Griekse held Odysseus sprak die woorden toen hij aan het einde van zijn omzwervingen weer was teruggekeerd in zijn eigen paleis op het eiland Ithaka, vermomd als een oude zwerver. „Hij ziet het wangedrag van de vrijers van zijn vrouw Penelope en zint op wraak, maar besluit dan om zich voorlopig nog even in te houden”, legt Toorenaar uit.
De classicus kende de tekst niet: „Het is geen bekend citaat.” Hij vermoedt dat het puur toeval is dat zijn voorganger Wiersma de passage destijds in de klas heeft behandeld. „Hij was kennelijk een bevlogen docent. Dat het is blijven hangen, daar droomt elke leraar van.”

Zelftroost
Toorenaar las de tekst en vond het prachtig. „Het is zelftroost als je de dood voor ogen hebt.” Hij stelde voor de woorden alsnog te laten aanbrengen, op een van de witte muren in het nieuwe gedeelte van de school. De schoolleiding was direct positief en hij kreeg ook bijval van het Oranjehotel, de Scheveningse gevangenis waar Reitsma zijn executie afwachtte. Dezelfde tekst van Homerus was daar in 1945 aangetroffen in een dodencel en zeer waarschijnlijk aangebracht door Reitsma.
„Wat mij raakt als classicus is dat iemand met de dood voor ogen een homerisch vers van 2800 jaar geleden letterlijk voor de geest haalt”, zegt Toorenaar. „Dat houdt me wel een beetje bezig, als docent dooie talen.” Om lachend op te merken dat het met die ’dooie talen’ ook wel weer meevalt. „Met een maatje schrijf ik Latijnse teksten voor de Achterhoekse heavy metal band Epica.” Weer serieus: „Dat een tekst zo’n impact heeft op iemand met de dood voor ogen… dan denk je opeens: ’Wat geef je toch een prachtig vak’.”

Emoties
De moeder van Reitsma heeft de brief met het verzoek van haar zoon nooit overgebracht aan de school. Van Daalen vermoedt dat ze het niet aankon, overmand door emoties. Het verzoek van haar zoon wordt nu 81 jaar na zijn dood alsnog ingewilligd.
Op 15 maart wordt het vers onthuld tijdens een symposium ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van het Stedelijk Gymnasium. De tekst is inmiddels al aangebracht, in een hoek van de aula naast de snoep- en frisdrankautomaten. „Homerus naast gekoelde cola, dat valt te combineren”, lacht Toorenaar. De bescheiden plek komt overeen met de wens van Reitsma: ’Laat ze er echter niet te veel poes pas bij maken, want zoo was ik niet, dat weet je wel.’

Met dank aan Joost van Daalen.