Het Groene Kerkje
Gesticht door Willibrord
Het eerste kerkje dat op de plaats van de huidige Groene of Willibrordkerk heeft gestaan, dateert van het begin van de 8e eeuw. De Engelse missionaris Willibrord was in het jaar 690 vanuit Ierland naar deze streken gekomen en had in een van de jaren daarna met de plaatselijke heerser afgesproken dat deze in de druk bevolkte streek een kerk zou stichten. Uiterlijk in 741 kwam het eerste kerkje van Oegstgeest gereed. Vermoedelijk was het van hout en bestond het, naar het model van de plaatselijke woonstalhuizen, enkel uit een rechthoekig schip van een meter of zes breed. De legende wil dat Willibrord de kerk zelf heeft gewijd, na zijn dood, met behulp van een op de dag van de wijding zachtjes uit een wolkeloze hemel neerdalende regenbui. Hoe die plek er vóór de eerste kerk precies uitzag, is niet bekend. Het was toen ook al het hoogste punt in de omgeving, een landschap met strandwallen, kwelders en kreken. Er woonden destijds al behoorlijk wat mensen, misschien was het ook een heilige plaats. Bekend is dat er ooit Romeinse scherven zijn gevonden, dat een restant van de latere Karolingische kerk vermoedelijk Romeinse tufsteen bevat en dat tussen de terp en de A44 sporen van vroege bewoning zijn aangetroffen. Van de eerste kerk is niets meer over. Volgens de overlevering is het gebouw in 856 door de Noormannen verwoest. Zeer waarschijnlijk heeft er in de 9e, 10e en 11e eeuw een tufstenen Karolingisch kerkje gestaan. Het lijkt erop dat de onderste lagen tufsteen van het onder de vloer onder de huidige preekstoel gevonden muurwerk nog een restant vormen van die tweede kerk. |
De Groene of Willibrordkerk, gezien vanuit het zuidoosten Het Karolingische kerkje is in de 12e of 13e eeuw vervangen door een Romaans exemplaar. Het is niet onmogelijk dat de sierelementen in de buitenmuren van de huidige kerk van de Romaanse kerk afkomstig zijn. Dat is zeker het geval met de tufstenen funderingslaag onder de preekstoel. Het schip bevond zich nog steeds op dezelfde plaats, die ook de huidige is, een dwarsschip was er nog niet, een koor ook niet, misschien wel een bescheiden apsis, en er was een toren. Deze stond op de plaats van het huidige ingangsportaal en was wat groter van omvang. In een latere fase, in de 15e eeuw, is daar aan de zuidzijde een kapel naast gezet, die mogelijk diende als priestergraf en waarvan de fundamenten nu nog te zien zijn. Nog later is er aan de noordkant van de toren ook een kapel bijgekomen, wat kleiner, wellicht een doopkapel. Die situatie heeft bestaan tot de toren in 1824 instortte, na zes of zeven eeuwen dienst te hebben gedaan. |
De kerk na 1300 |
|
In de 14e eeuw werd de apsis van de Romaanse kerk, als die er al was, vervangen door een Gotisch koor met de maat van het schip, en later, waarschijnlijk in de 15e eeuw, werd het dwarsschip toegevoegd. Tegelijk werd het Romaanse schip vervangen. Mogelijk deed men dat door om het bestaande schip een nieuw Gotisch schip te bouwen; dat zou de verklaring kunnen zijn voor de onregelmatige vorm van het schip met zijn niet-evenwijdige muren. In 1510 en de daarop volgende jaren werd de kerk ingrijpend verbouwd, waarbij onder meer de doopkapel werd gebouwd. Daarna volgde de Tachtigjarige Oorlog, met in 1574 het Beleg van Leiden. Voor dat beleg werden in de omtrek van Leiden alle stenen gebouwen afgebroken, om te voorkomen dat de vijand daar een schuilplaats in zou vinden. Ook de kerk van Oegstgeest onderging dat lot, zij het dat grote muurdelen bleven staan, wat met name aan de zuidzijde nog te zien is. Na het ontzet begon men pas in 1593 aan de bouw van een, voor het eerst gereformeerde, houten noodkerk binnen de ruïne van het schip. Een jaar later werd met de restauratie begonnen, om te beginnen met de toren. Aangezien door de reformatie het ledental tot op de helft was geslonken (de andere helft bleef katholiek), was er ook maar een halve kerk nodig. Alleen het schip werd herbouwd, met een houten wand aan de oostzijde. Dat kwam in 1600 klaar, waaraan het jaartal 1600 in de rozetten in het gewelf van het schip herinnert. In 1662 begon men met de herbouw van de rest van de kerk. Aldus ontstond de huidige Renaissancekerk. Het in het tongewelf van het koor aanwezige jaartal 1662 getuigt daarvan. |
Onder de zuidelijke kapel bevond zich een grafkelder, laatstelijk van burgemeester De Kempenaer. Toen deze de kelder kocht, was de kapel echter reeds lang samen met de toren afgebroken. De grafsteen van de burgemeester is binnen de weer zichtbaar gemaakte fundamenten van de kapel te zien naast het ingangsportaal van de kerk, dat er na de oorlog is bijgezet. De Tweede Wereldoorlog doorstond het kerkje goed. Gedurende de eerste oorlogsdagen waren er militairen in de kerk gelegerd, het stro van de slaapplaatsen lag in het koor, maar ernstiger gevolgen dan het niet doorgaan van de Pinksterviering had dat niet. Het bombardement bij de Postbrug, het opblazen van de brug over het Oegstgeester Kanaal en de Spitfire van Ditmarsch waren weliswaar vlakbij, maar deerden de kerk evenmin. En de luidklok werd net als vele andere door de Duitsers gevorderd, maar kon na de oorlog onbeschadigd worden teruggevonden en weer opgehangen. Het was dan ook niet aan de oorlog te wijten dat het Groene Kerkje van 1954 tot 1956 grootschalig is gerestaureerd. Daarbij is het schip uitwendig een stuk verlengd door voor de westmuur, die in 1830 na het instorten van de toren geheel was vervangen, een nieuwe westgevel te bouwen, waardoor thans via een trap in de dubbele muur het 17e eeuwse orgel kan worden bereikt. In de laatste fase van de restauratie werd nog besloten een toegangsportaal tegen de nieuwe muur te zetten. De architect, Piet van der Sterre, heeft er zijn handtekening op gezet door op de nok een ster te plaatsen. Bij deze restauratie is de massale, in het laatste kwart van de 19e eeuw geplante klimopbegroeiing verwijderd, waaraan het kerkje zijn roepnaam ontleent. In de oorlog was de kerk dus inderdaad een Groene Kerk. |