Jacob Keij

Jacob Keij werd op 24 0ktober 1901 in Leiden geboren en bracht daar ook zijn kinderjaren door. Hier begon eveneens zijn werkzaam leven. Eerst als bankmedewerker en later als verzekeringsinspecteur bij de Nederlanden van 1845.
Een paar jaar voor het uitbreken van de 2e wereldoorlog verhuisde hij met zijn vrouw en 2 kinderen naar Oegstgeest en betrok daar een woning aan de Rijnzichtweg no. 62.
Tijdens de bezetting werd het steeds moeilijker om je werkzaamheden uit te voeren in verband met de razzia’s voor de “arbeitseinsatz”, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland.
Wat niet bekend was, dat Jacob Keij zich had aangesloten bij de verzetsgroep Theo Talboo, waar ook Reinier van Kampenhout toe behoorde. Deze verzetsgroep maakte bonkaarten buit, zorgde voor onderduik adressen en hielden zich verder bezig met illegalen activiteiten.
Op vrijdag ging hij gewoonlijk naar de veemarkt in Leiden, maar op vrijdag 19 januari 1945 deed hij dat niet in verband met de te verwachten razzia’s.
Door een telefoontje die ochtend loopt Jacob Keij het huis uit naar de Sumatrastraat om Reinier Kampenhout te waarschuwen voor de Duitsers, maar in diens woning werd hij opgewacht door de Feldgendarmerie.
Na zijn arrestatie werd hij over gebracht naar het Rapenburg, waar het bureau was van de Feldgendarmerie. Vervolgens werd hij gevangen gezet in de gevangenis van Scheveningen. (Het Oranjehotel).
Op 7 maart 1945 werd Jacob Keij en ook Theo Talboo overgebracht naar het Polizei Durchgangslager Amersfoort (PDA) en in de administratie barak ingeschreven.
De gevangenen kregen een nummer en van toen af aan waren zij een nummer. Jacob Keij kreeg als kampnummer: 15176.
Op 8 maart 1945 werd hij met nog 48 mannen op de schietbaan van de PDA gefusilleerd als represaille voor de aanslag op Rauter.
Op 21 augustus 1945 werd Jacob Keij begraven op de begraafplaats het Rusthof te Leusden. (bron Oorlogsgravenstichting).