Klaassens en Niemeijer

Geert Klaassens is op 19 september 1904 geboren in Gieten en is daar nooit vandaan geweest, behalve dan voor militaire dienst. Hij is getrouwd met Geertje Faber. Ze hebben twee zoontjes, een van zeven jaar en een van vier. Klaassens is landarbeider van beroep, net als Hendrik Niemeijer, die op 28 december 1905 is geboren in de buurtschap Vetstukken in de gemeente Odoorn als zoon van Hendrik Niemeijer en Zwaantje Wiegers, en nu woont in Valthermond.

Rechts: Hendrik Niemeijer

Naast hun werk hebben de twee mannen nog andere dingen gemeen. Niemeijer is ook getrouwd met een meisje Faber, Geertje’s zuster Hillechien, en zij dienen samen in het Negende Regiment Infanterie, in het Eerste Bataljon, Eerste Compagnie. De manschappen komen meest uit de noordelijke provincies, maar de compagnie is sinds 1 september 1939 gelegerd in Haarlem.

Hillechien is niet aan huis gebonden – ze hebben geen kinderen, een dochtertje, Zwaantje, werd maar 12 dagen oud – en bezoekt haar man regelmatig. Zij logeert daarvoor bij de familie Warmerdam in Sassenheim. Haar man en zwager verblijven daar dan ook zo veel mogelijk. Dat is ook het geval in het weekend van 10 mei 1940, de dag waarop de oorlog uitbreekt, maar ook de vrijdag die voorafgaat aan Pinksteren. Hillechien Niemeijer is bij de Warmerdams in Sassenheim en de zwagers hebben verlof daar ook te zijn. In de bollenschuren van Sassenheim en Hillegom zijn overigens andere eenheden gelegerd, van het Eerste Regiment Infanterie, vandaar wellicht het misverstand dat Klaassens en Niemeijer tot dat regiment zouden behoren in plaats van tot het Negende, een misverstand dat nog zichtbaar is op hun grafsteen.

Achterste rij, vierde van links: Geert Klaassens

Luchtaanval op het transport
Het regiment krijgt opdracht zich via Oegstgeest naar Valkenburg te begeven, waar het vliegveld vanuit de lucht is aangevallen. Daarvoor moeten autobussen worden gevorderd, want het regiment heeft geen eigen transportmiddelen. Uit de hele omtrek verzamelen de bussen zich op de Dreef in de Haarlemmer Hout. De voorste zijn bestemd voor de Eerste Compagnie. De eerste bus is de ‘10’ van Internationale Autobuslijndiensten Leo Kors uit Heemstede, een vrijwel nieuwe A.S./Beijnes, met een broer van de eigenaar achter het stuur. Vroeg in de middag gaat de colonne op weg, via Bennebroek, Hillegom en Sassenheim. Daar stoppen ze bij café ‘de Uiver’ om Klaassens en Niemeijer op te pikken. De mannen nemen afscheid van Hillechien, ieder op zijn eigen wijze. De compagnie is nu compleet, de colonne vervolgt zijn weg en draait even later voor de fabriek van Sikkens de snelweg op. Ze passeren de Eerste Afdeling van het Zesde Regiment Artillerie, dat posities gaat innemen bij kasteel Oud Poelgeest, en na zo’n 500 meter zijn ze bij de Postbrug (waar in vroeger tijden de paarden van de postkoets werden gewisseld), op de grens van Sassenheim en Oegstgeest.

Het is een uur of drie. Er ronken vliegtuigmotoren. Het zijn zeker Nederlanders? Een mitrailleur begint te ratelen. Het zijn Duitsers, twee vliegtuigen. Met handvuurwapens of veldgeschut begin je daar weinig tegen.

De mannen zoeken dekking achter de voertuigen en onder het viaduct, of rennen het weiland in. De artilleriepaarden raken in paniek, een bespanning van de Eerste Batterij gaat er in galop vandoor. De 21-jarige Wachtmeester Christiaan Leonard van den Broek uit Dordrecht probeert ze tegen te houden, wordt meegesleurd, komt ten val en wordt door de ‘voorwagen’ overreden. Hij wordt twee dagen later bij het Groene Kerkje begraven.

De uitgebrande bus

Provisorische begrafenis in een massagraf
De vliegtuigen zijn voorbij. Maar ter hoogte van Endegeest draait er een om en komt terug. Bij de eerste autobus lost hij drie bommen, waarvan meteen de eerste raak is. De bus vliegt in brand. Sommige soldaten worden onmiddellijk door bomscherven gedood. Bij anderen ontploffen venijnig knetterend de patronen in hun patroontas. De vlammen doen de rest. Er vallen 24 doden, 17 meteen, onder wie de chauffeur, en 7 later, als gevolg van de opgelopen verwondingen.

Elf van de zeventien doden zijn onmogelijk nog te identificeren en worden meteen begraven in een massagraf, een zojuist geslagen bomtrechter vlakbij de Postbrug.

Elf mannen worden tijdelijk begraven in een bomtrechter aan de Verlengde Vnkenweg

Onder hen is de chauffeur, de 43-jarige Willem Marinus Kors. Als de stoffelijke resten van deze elf in 1973 naar de Grebbeberg worden overgebracht, zal Kors de enige burger op dat ereveld zijn. De zeven gewonden, waaronder Geert Klaassens en Hendrik Niemeijer, worden naar het Academisch Ziekenhuis in Leiden gebracht, maar overlijden kort daarna eveneens. In totaal worden er elf begraven bij het Groene Kerkje en twee in hun woonplaats Assen.

Later is op dit gezamenlijke graf een grafsteen geplaatste. Zie voor het graf op de Grebbeberg de pagina Oorlogsgraven

Tenaardebestelling bij het Groene Kerkje
De stoffelijke overschotten van negen van de elf die bij het Groene Kerkje zijn begraven, worden in 1970 en 1971 naar elders overgebracht, in de meeste gevallen de erebegraafplaats op de Grebbeberg. De weduwen van Klaassens en Niemeijer besluiten dan echter hun mannen te laten liggen waar ze liggen. Daarom zijn de zwagers nog in Oegstgeest, samen in één graf.

Een ooggetuige

Op de Hofdijck mocht ik gewoon langs de artillerie die daar in stelling lag en die granaten naar het vliegveld liet fluiten. Ze hadden ook op het stukje grond waar de rijke meneer begraven ligt een kanon neergezet. Vlak bij zijn graf. Alleen de glimmende loop kwam uit de struiken.

Uit ‘Vivisectie’, door Jan Wolkers