Reinier Franciscus van Kampenhout werd op 3 januari 1907 geboren in Oegstgeest. Hij treedt in januari 1932 in het huwelijk met Jobje Barnshoorn uit Katwijk. Hij was werkzaam als bouwvakarbeider en aannemer. Ook zat hij namens de SDAP in de gemeenteraad. Het huwelijk tussen Jobje en Reinier bleef kinderloos en was volgens de overlevering geen gelukkige aangelegenheid.
Actief in verzet
Reinier en Jobje waren in de Tweede Wereldoorlog zeer actief als verzetsstrijder. Hij stopte zelfs met zijn werk in de bouw. Zij redden samen met de joodse Chawa Bornnstein (schuilnaam Liesje Bos), vele joodse kinderen van de deportatie. In die tijd ontstond er in de vorm van een briefwisseling een bijzondere relatie tussen Reinier en Chawa Bornstein.
Reinier maakte deel uit van de Oegstgeestse ‘TaIboo-groep’. Van Kampenhout, in verzetskringen beter bekend als Ome Frits van Dongen, groeide uit tot een belangrijke verzetsleider in de regio Leiden-Oegstgeest-Leiderdorp. Als lid van de L.K.P. – de Landelijke knokploegen had hij deelgenomen aan gevaarlijke en gewaagde sabotage acties. De L.K.P. overvielen distributiekantoren voor bonkaarten en persoonsbewijzen. Ze hadden politieke gevangenen bevrijd, bruggen opgeblazen en zelfs kleine Duitse detachementen aangevallen. Op 9 november 1943 bij een overval, door de KP Koog-Bloemwijk uitgevoerd op het distributiekantoor in Oegstgeest, maakte Reinier deel uit van het beveiligingskordon.
Verder bracht hij onderduikers onder en voorzag hen van bonkaarten voor de levensmiddelendistributie. Ook in hun eigen huis hebben Reinier en Jobje enige tijd Joden in veiligheid gebracht.
Arrestatie en deportatie
Op 19 januari 1945 wordt de totale Talboo groep opgepakt door de Feldgendarmerie. Jobje wordt ondergebracht in de strafgevangenis in Scheveningen, beter bekend als Het Oranje Hotel.
Van Talboo weten wij dat hij naar kamp Amersfoort is afgevoerd en daar direct gefusilleerd. Maar een deel van de gevangenen wordt niet naar Amersfoort afgevoerd, waaronder Reinier. Reinier is op 18 februari 1945 gefusilleerd in Oud Beijerland. Zijn lichaam wordt nog altijd vermist. Zijn dossier is in behandeling in de Werkgroep Vermiste Personen WO2. Het dossier is nog altijd niet afgesloten. Het laatste spoor leidt naar de SD Aussenstelle in Rotterdam. Het document waar in het fusilleren van Reinier op 18 februari 1945 in Oud-Beijerland wordt bevestigd is door SS’er Herbert Wölk ondertekend op 7 maart 1945 te Rotterdam.
Na het oprollen van de groep-Talboo werd het werk van Van Kampenhout overgenomen door Chawa of wel ‘Liesje Bos’. Zij ontdekte dat Van Kampenhout voor ongeveer 150 onderduikers had gezorgd.
Nagedachtenis aan Reinier en Jobje Kampenhout
Na de oorlog heeft Chawa (inmiddels Leesha Rose geheten) het boek ” De Tulpen zijn rood” geschreven. Hierin wordt ook de verzetswerkzaamheden van Reinier en Jobje beschreven.
Op 25 maart 1980 wordt Reinier in Israël postuum geëerd. En op 11 februari 1998 wordt in Oegstgeest een straat naar hem vernoemd.